Prostaatkanker

De overgrote meerderheid van de mannen van negentig jaar en ouder vertonen kankercellen in hun prostaat, maar deze cellen groeien meestal vrij langzaam, zodat de prostaatkanker zelden hinder veroorzaakt. Op jongere leeftijd kunnen de kankercellen wel sneller groeien en is tijdig ingrijpen aangewezen om uitzaaiing van de kankercellen naar andere delen van het lichaam te voorkomen.

Oorzaken

De oorzaken van prostaatkanker zijn nog niet bekend. Zeker is dat testosteron noodzakelijk is voor het ontstaan ervan. Er is geen verband met prostatitis (prostaatontsteking) of een goedaardige vergroting van de prostaat. De kankercellen zitten meestal zelfs op een andere plaats in de prostaat dan bij een goedaardige vergroting. Goedaardige prostaatvergroting ontstaat in het deel direct rondom de plasbuis, terwijl prostaatkanker in 75% van de gevallen aan de buitenrand van de prostaat ontstaat.

Daar prostaatkanker zich frequent aan de buitenkant van de prostaat ontwikkelt, zal hij in de beginfase weinig klachten veroorzaken. Enkel bij vergevorderde ziekten zal de zwelling leiden tot een verminderde straalkracht bij het plassen. Prostaatkanker geeft trouwens bijna nooit pijnklachten, tenzij bij uitzaaiingen. De uitzaaiing van kankercellen verloopt meestal via de lymfeklieren of via de bloedvaten of via beide. In het eerste geval worden de lymfeklieren in de omgeving van de prostaat vergroot, waarna de kankercellen verder in het lichaam verspreid worden via de lymfekanalen. Bij verspreiding direct via de bloedvaten zullen de kankercellen zich meestal uitzaaien naar het skelet (vooral naar het bekken en de ruggenwervels). Pijn bij uitzaaiing ontstaat doordat het kankerweefsel het normale botweefsel opzij drukt.

Risicofactoren

Epidemiologische studies vergeleken de voedingsgewoontes tussen Westerse en Oosterse bevolkingsgroepen. De hogere inname van calorierijke en eiwitrijke voeding wordt als een mogelijke risicofactor weerhouden.

Prostaatkanker en voeding

Als oorzaken voor prostaatkanker worden zowel erfelijke als omgevingsfactoren (vooral de eetgewoonten) vermeld.
De frequentie van prostaatkanker is hoger bij Europeanen en Amerikanen, en lager bij Aziatische bevolkingsgroepen zoals Japanners, Chinezen … voor zover deze in hun geboorteland leven. Bij emigratie naar de Westerse landen en overnemen van Westerse eetgewoonten, verhoogt hun risico. De Westerse voeding is rijk aan dierlijk vet en proteïnen en arm aan vezels, dit in tegenstelling tot de Aziatische gemeenschappen met een voeding op basis van zetmeel, groenten, vruchten met een hoog vezelgehalte en weinig dierlijke vetten. Een belangrijk verschil tussen de Westerse en Oosterse voeding is het verbruik van soja in Azië.

Bovendien is een genetische belasting aanvaard.

Preventie

  • Soja-isoflovonoïden
    De heilzame werking van soja tegen prostaatkanker wordt verklaard door de grote hoeveelheid isoflovonoïden (genisteïne, daidzeïne en glyciteïne). Terwijl de Aziaten gemiddeld 100 microgram per dag van deze isoflovonoïden innemen, worden in de Westerse eetgewoonten nauwelijks enkele milligrammen per dag ingenomen. Gezien de doodsoorzaak door prostaatkanker in Japan, in vergelijking met de V.S., tot negenmaal lager ligt, verwijst men naar een groter verbruik van sojaproteïnen in het Japans voedingspatroon.
  • Selenium
    Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat selenium een beschermende rol kan spelen in kankerpreventie bij de mens. Vergelijkende studie toonde aan dat een dagelijkse inname van 200 microgram selenium gedurende gemiddeld 6,5 jaar het voorkomen van prostaatkanker en het aantal overlijdens tengevolge ervan substantieel vermindert.
  • Vitamine E
    Een grootschalige studie bij 29.133 mannen wees uit dat er 32% minder prostaatkankers voorkwamen indien dagelijks 50 mg vitamine E wordt ingenomen. Het effect was duidelijk vanaf 2 jaar en verbeterde gedurende de volgende jaren. Het aantal overlijdens tengevolge van prostaatkanker verminderde met 41% in deze groep.

Besluit
Naast het belang van een vroegtijdige diagnose van prostaatkanker, kan een beperking van het verbruik van dierlijk vet en daarnaast het gebruik van voedingssupplementen zoals vitamine E, selenium en isoflovanoïden, aanbevolen worden.

Te mijden:

  • Vlees

Gezond:

  • Fruit
  • Selenium (vis en brood)
  • Vitamine E
  • Soya
  • Tomaten
  • Chinese groene thee
  • Zwarte chocolade